Juli 2013
Nederland uit de crisis:
Publiek-Private Samenwerking in de centers is geen strak maatpak
Aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs heeft prioriteit
Nederland heeft de ambitie om structureel één van ’s werelds leidende kenniseconomieën zijn en doet dat – onder meer – door in te zetten op 9 topsectoren en binnen deze topsectoren de krachten en kennis van ondernemingen, onderzoek en onderwijs te bundelen.
Per topsector is een Human Capital Agenda opgesteld, onder meer om leerlingen beter op te leiden voor die beroepen waar de arbeidsmarkt om vraagt en het aantal technisch onderlegde studenten te vergroten. Voor iedere topsector zijn en worden daarom centra voor innovatief vakmanschap (CIV, MBO), centers of expertise (CoE, HBO) en centers of excellence (WO) opgericht.
Hoge ambities met nog suboptimale resultaten
De ambities zijn hoog, en terecht. De huidige economische recessie vraagt niet alleen om korte termijn maatrelen maar ook om actie die gericht zijn op de langere termijn. Investeringen in de kenniseconomie en een goede aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn daarbij cruciaal. Het opzetten van succesvolle centers vergt tijd net als het daadwerkelijk opleiden van kwalitatief voldoende opgeleide studenten. Gevoed door de hoge ambities worden de huidige wisselende resultaten en soms achterblijvende voortgang van de centers nauwlettend en met enig ongeduld gevolgd.
Is die kritische blik terecht? De resultaten van de centers zijn inderdaad wisselend en laten inderdaad nog ruimte voor aanmerkelijke verbetering. Niet alleen tussen de zogenaamde eerste en tweede generaties van centers, maar ook in de flexibiliteit van de centers (of eigenlijk het gebrek daaraan) die nodig is om effectief te kunnen zijn. Dat neemt echter niet weg dat er wel degelijk resultaten zijn geboekt.
Vraagsturing door het bedrijfsleven blijkt lastig te realiseren
Vraagsturing door het bedrijfsleven is het adagium. De CIV’s en de CoE’s zijn op de sector en de regio gericht. Dit conform de wens vanuit het ministerie van OCW en het platform Bèta techniek. Hoewel maatwerk wordt gepredikt en in de praktijk ook mogelijk wordt gemaakt, blijkt het nog niet zo eenvoudig om vraagsturing of – in de minimale variant vraagarticulatie – van de grond te krijgen. Bedrijfsleven en kennisinstellingen spreken niet of onvoldoende de zelfde taal. De verwachtingen over inhoud, concreetheid en het tempo waarin doelstellingen gerealiseerd kunnen worden lopen niet gelijk. Niet zelden is binnen een CIV of CoE sprake van twee verschillende DNA’s.
Neem de tijd om bij te sturen en er een succes van te maken
BoerCroon heeft gemeend bij te moeten dragen aan één van de grootste uitdagingen waar Nederland momenteel voor staat. Uit een rondgang langs bestaande en nieuwe centers en langs (beoogde) bedrijfspartners, vanuit onze expertise op dit terrein en uiteraard onze interesse doorspekt met opinie, hebben wij een aantal suggesties voor versnelling en verbetering gedestilleerd.
Ons hoofdbetoog is dat de grondgedachte van PPS en het gekozen instrument van centers onverminderd van kracht is, maar dat in de uitvoering en inrichting meer ruimte moet zijn voor innovatie, uniciteit, toegespitste oplossingen (geen ‘one size fits all’, maar ook niet het “not invented here syndrome”) en vooral meer tijd om tot wasdom te komen. Geen nieuwe structuren, maar inzetten op het optimaliseren van het bestaande concept.
1. Accepteer de verschillen en zoek de complementariteit
Publiek-private samenwerking betekent niet dat onderwijsinstellingen bedrijven moeten worden en andersom. In tegendeel, het gaat erom dat partijen doen waarin ze het beste zijn. Complementariteit is hierin essentieel.
De gezamenlijkheid wordt onvoldoende gevoeld. Teveel energie gaat uit naar inspanningen om dezelfde taal te spreken. Hierdoor wordt de aansluiting tussen bedrijfsleven en onderwijs bij de huidige centers moeizaam gerealiseerd en is de kans groot is dat vraagsturing en daarmee de aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs onvoldoende blijft. Onderwijsinstellingen en bedrijven hebben een verschillend DNA, met duidelijke verschillen in opdracht, dynamiek en daarmee in verwachtingen.
Onderken dat er twee (of meer) DNA’s zijn, benadruk en accepteer verschillen. Partijen zitten juist bij elkaar omdat ze complementair zijn. Centers als bruggenbouwer, platform, marktplaats, archief, maar niet als psychiater om twee intrinsiek verschillende wezens wederzijds de liefde te laten verklaren. Het blijven zakelijke samenwerkingsverbanden. Je hoeft elkaar niet volledig te begrijpen om een vruchtbare relatie met wederzijdse voordelen op te bouwen.
2. Zet in op gelijkwaardigheid
Het Center is een platform waarin gelijkwaardige partijen serieus tijd, geld en kunde stoppen. Een center is als een intermediair en moet vanaf de start vernieuwend en ondernemend kunnen zijn. Dit betekent dat het Center niet een verlengstuk is van of de onderwijsinstelling of van (een partij uit) bedrijfsleven. Er dient sprake te zijn van gelijkwaardigheid van de als deze er niet is, is er in onze ogen ook geen solide basis voor een center.
Als de basis er wel is dan moet direct met de start alles in het teken staan van de partnerring, niet alleen op papier of met intenties, maar ook meteen in de gekozen structuur. De structuur is uiteraard afhankelijk van de strategie, het aantallen partners en de gewenste of mogelijke inbreng. Maak zoveel gebruik als mogelijk van wat er al is. De oplossing is zeker niet altijd een nieuwe of – nog erger – aanvullende structuur.
3. Gebaseerd op de regionale vraag. Zonder vraag is er geen oplossing nodig
Vraagsturing in de centers is essentieel. Uit onze gesprekken blijkt dat de vraag vanuit het bedrijfsleven lastig is te concretiseren en dat er soms slechts sprake is van vraagarticulatie. Dat hoeft geen probleem te zijn, zo lang er gebruik wordt gemaakt van onderliggende analyses en het bedrijfsleven zich in de vragen herkent en deze onderkent. Voor de CIV’s en CoE’s geldt dat deze vraag regionaal georiënteerd zal moeten zijn, zowel voor de aansluiting arbeidsmarkt en onderwijs als vraagstukken voor toegepast onderzoek.
De vraagsturing is cruciaal. Niet alleen op papier, maar juist in gezamenlijke gevoelde doelstellingen. Het waarom. Als partijen er niet in slagen om elkaar vanaf de start in het center te vinden dan klopt ofwel de strategie niet of mogelijk wordt de noodzaak door één van de partijen minder gevoeld. Dan geldt het aloude adagium: bezint eer ge begint.
4. Faciliteer cross-overs
In de verticaal georganiseerde topsectoren komen cross-over thema’s als ICT en Biobased nog niet tot nauwelijks uit de verf, zo blijkt uit onze gesprekken bij Centers of Expertise. Dit is zonde. Cross-overs worden een grote innovatieve waarde toegedicht voor het oplossen van de maatschappelijke uitdagingen van deze tijd, maar ook als (mogelijk) antwoord op vragen waar het bedrijfsleven mee worstelt. Het belang van cross-overs en de koppeling aan de maatschappelijke thema’s wordt ook onderkend in het Europese innovatieprogramma Horizon 2020. Er valt in onze ogen ook veel te zeggen om de creatieve industrie ook ‘horizontaal’ in te steken, dwars door de topsectoren. Het is mede aan de centers om de cross-overs op te zoeken en te faciliteren.
5. Maatwerk in de verdere samenwerking in de centers
Er is in het onderwijs en binnen de centers ingezet op maatwerk. Maar wat houdt dat maatwerk concreet in? Voorlopig lijkt ‘maatwerk’ te betekenen dat de centers niet op elkaar hoeven te lijken en dat wordt ingespeeld op wat echt nodig is. Dat onderschrijven wij, maar het onderwijs moet hierin ook durven loslaten om maatwerk mogelijk te maken. Regionale inbedding van onderwijs en (toegepast onderzoek) vereist dat bedrijven mede het curriculum en thema’s voor (toegepast) onderzoek kunnen bepalen.
Bijsturen en optimaliseren is wel degelijk mogelijk
De discussie lijkt soms te gaan over de legitimiteit van (bepaalde) Centers, maar dat is onnodig. Centers staan in de kinderschoenen of zijn nog in oprichting. We verwachten nu resultaten, maar er is tijd nodig om aanpassingen te doen. Begin klein, deel en gebruik bestaande en nieuwe kennis. In een tripartiet PPS dient iedere partij zich ook echt te binden en te participeren, maar het mag geen strak of knellend maatpak zijn. Insteek is het optimaliseren van de vraagsturing/vraagarticulatie binnen de CIV/CoE’s. Hierin ligt de sleutel naar een betere aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs.
Over de auteur:
Jeroen Schutz was in 2013 werkzaam bij de sectie Publiek Domein van BoerCroon